Defibrillatorimplantatie
Op welke medische dienst(en) kan u terecht?
Defibrillatorimplantatie
Omwille van (een verhoogde kans op) kamerritmestoornissen heeft uw cardioloog besloten dat u een defibrillator nodig heeft. Een defibrillator (ook ICD genoemd) is een toestel dat door middel van elektrische stimulatie uw hartritme kan regelen, en dit zowel wanneer uw hartritme te traag is, als wanneer uw hartritme plots gevaarlijk snel is geworden. De implantatie van een defibrillator gebeurt in het hartkatherisatielabo (kortweg kathlab) van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen en wordt geplaatst door een van de cardiologen van AZ Klina.
De ICD wordt onder de huid van de borstkas geplaatst (enkele centimeters onder het sleutelbeen) onder plaatselijke verdoving. Door middel van één of meerdere elektrische draden (elektroden) is het toestel verbonden met het hart en kan de defibrillator het hartritme analyseren en indien nodig het ritme bijregelen. Deze elektroden worden via de bloedvaten vanuit de schouder in het hart geplaatst, waarbij gebruik gemaakt wordt van röntgenstralen en elektrische signalen om de juiste positie in de hartspier te bepalen. Indien uw hartritme te traag is, zal de defibrillator als pacemaker werken. Is uw hartritme gevaarlijk snel, dan zal de defibrillator proberen het ritme weer te vertragen. Dat kan zowel door ‘overpacing’ (een pijnloze techniek van stimulatie), als door ‘shocktherapie’ (waarbij het hart ‘herstart’ wordt door middel van een hoge energie shock).
Daags na implantatie wordt de werking van de defibrillator gecontroleerd, en wordt de wonde nagekeken. De wonde houdt u best droog gedurende 7-10 dagen, waarna u de wonde kan laten nakijken bij de huisarts. De wondhaakjes of draadjes in de wonde kunnen – bij een normale wondgenezing – dan ook verwijderd worden.
Na de defibrillatorimplantatie mag u uw arm tijdelijk minder bewegen. Uw arm zal daarom gedurende een periode van 48-72 uur in een draagdoek worden geplaatst om de beweging van de arm te beperken. In de daaropvolgende 4-6 weken is het aanbevolen uw arm niet hoger te heffen dan de schouder, en geen gewichten te tillen van meer dan drie kilo langs de zijde waar de pacemaker werd geplaatst. Na de ICD implantatie bent u wettelijk niet rijgeschikt, de juiste duur van deze rijongeschiktheid is afhankelijk van de reden waarom u het toestel geïmplanteerd krijgt.
De defibrillator moet regelmatig gecontroleerd worden op een correcte werking en normale functie van elektroden en batterij. U zal voor deze technische controle meestal tweemaal per jaar op de raadpleging komen.